Aardlekbeveiliging

Wat is aardlekbeveiliging?

Aardlekbeveiliging dient ervoor om de elektriciteit uit te schakelen als er sprake is van een lekstroom. De aardlekbeveiliging meet het verschil tussen de heengaande en terug komende stroom. Tussen die twee is meestal wel een verschil, de lekstroom. Als dat verschil te groot wordt, wordt de aardlekbeveiliging geactiveerd en schakelt deze uit.

Aardlekschakelaar of aardlekautomaat?

Waar een aardlekbeveiliging beveiligd tegen te grote lekstromen, beschermt de installatie-automaat tegen overstromen. Een installatie automaat van 16 Ampère zal afschakelen  zodra er een stroom van méér dan 16 ampère door heen gaat. Hiermee worden de afgaande leidingen beschermd tegen een te grote stroom. Ook als bijvoorbeeld de fasedraad en de nul geleider elkaar zouden raken, kortsluiting, dan zal er meteen een grote stroom gaan lopen. De aardlekschakelaar wordt dan niet geactiveerd, want er is geen lekstroom, maar de installatie automaat zorgt in dit geval voor de veiligheid.
Een aardlekautomaat is een apparaat dat beide functies verenigt in één toestel. Het woord is een samentrekking van aardlekschakelaar en installatieautomaat. Ze worden ook wel eens kortweg ‘alamat’ genoemd, en hebben dus twee limietwaarden die beide tot activatie leidt:

  • de overstroom in ampère
  • en de lekstroom in milliampère.

Toepassing aardlekbeveiliging

In bepaling 411.3.3 van de NEN 1010 is de toepassing van de 30 mA aardlekbeveiligingen in woningen nader geregeld. Volgens deze bepaling moeten eindgroepen waarop wandcontactdozen zijn aangesloten, zijn beveiligd door een aardlekbeveiliging met een nominale aanspreekstroom van maximaal 30mA. Deze eis geldt voor alle ruimten in een woning en voor alle wandcontactdozen met een toegekende stroom van maximaal 20A voor algemeen gebruik door leken.

Omdat de beveiliging van eindgroepen in een woning een 16A smeltpatroon of installatieautomaat is, vallen deze eindgroepen dus volledig onder deze bepaling. In bepaling 411.3.3 is aangegeven dat eindgroepen die uitsluitend bestemd zijn voor het voeden van aansluitpunten voor verlichting, ook moeten zijn beveiligd door 30 mA aardlekschakelaars. Een uitzondering hierop is de eindgroep die uitsluitend de voeding levert voor verlichting in verkeersruimten.

In een woning moeten dus volgens deze bepalingen alle wandcontactdozen en alle aansluitpunten voor verlichting zijn aangesloten op eindgroepen die zijn beveiligd door 30 mA aardlekbeveiligingen.

Bepaling 531.2.1.3 bepaald dat er maximaal 4 eindgroepen door één 30 mA aardlekschakelaar mogen worden beveiligd.

Bepaling 531.2.4 bepaald dat installaties met twee of meer eindgroepen niet door één aardlekschakelaar van 30 mA in zijn geheel mag worden uitgeschakeld.